Waarover gaat het?
Echtgenoten doen vaak een inbreng van een goed in de huwelijksgemeenschap met de bedoeling de andere echtgenoot te beschermen wanneer de inbrengende echtgenoot als eerste zou komen te overlijden. Wordt het vermogensstelsel echter ontbonden door het overlijden van de niet-inbrengende echtgenoot, dan valt dit goed voor de helft in diens nalatenschap, waardoor dit (in blote eigendom) aan de erfgenamen kan toekomen. Bovendien zal de inbrengende echtgenoot in principe erfbelasting moeten betalen op de eigen, ingebrachte goederen, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn. Om tegemoet te komen aan deze nadelen, wordt in vele gevallen een (optioneel) ontbindende voorwaarde aan de inbreng gekoppeld, waarbij – in geval van vooroverlijden van de niet-inbrenger – het goed wordt geacht nooit tot het gemeenschappelijk vermogen te hebben behoord. Het is net die situatie dat VLABEL nu in het vizier heeft.
Wat zegt VLABEL?
In de eerste plaats stelt VLABEL in het haar voorgelegde geval dat de toevoeging van zo’n optioneel ontbindende voorwaarde in geval van echtscheiding alvast door de beugel kan. Dit wordt volgens haar niet gevat door de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF en zou dus geen fiscaal misbruik uitmaken. Deze redenering wordt echter niet doorgetrokken wat betreft de toevoeging van dergelijke voorwaarde ingeval van vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot.
Volgens VLABEL heeft dit enkel tot doel erfbelasting te ontwijken en gaat dit in tegen de artikelen 2.7.1.0.2 en 2.7.1.0.4. VCF:
“… Zelfs indien de inbrengende echtgeno(o)t(e) in het geval van vooroverlijden van de andere echtgeno(o)t(e) de optie licht, zullen de ingebrachte goederen voor de heffing van de erfbelasting geacht worden tot het gemeenschappelijk vermogen te behoren en zal de toebedeling boven de helft van de huwelijksgemeenschap aan de overlevende echtgenoot overeenkomstig artikel 2.7.1.0.4. VCF worden belast als een legaat in hoofde van de langstlevende echtgenoot …”
Concreet betekent dit dat de inbrengende echtgenoot, bij het vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot, alsnog erfbelasting verschuldigd zal zijn op de helft van het ingebracht roerend vermogen.
Specifieke situatie!
Er mag evenwel niet uit het oog worden verloren dat deze beslissing werd genomen omtrent een zeer specifieke situatie. Zo hadden de echtgenoten in het voorgelegde geval aanvankelijk een onvoorwaardelijke inbreng gedaan. Nu lag de bedoeling voor om enkel de veel omvangrijkere roerende inbreng van mevrouw – over de inbreng van meneer wordt niet gesproken – aan de optioneel ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot te onderwerpen (door middel van wijziging huwelijkscontract). Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat VLABEL anders zou hebben geoordeeld indien de echtgenoten meteen bij de inbreng, de optioneel ontbindende voorwaarden hadden bedongen. Beide echtgenoten wensten immers dat bij het vooroverlijden van meneer, de roerende inbreng van mevrouw zou worden ontbonden zodat mevrouw haar ingebrachte roerende goederen zou behouden. Er zou zelfs expliciet vermeld zijn geweest, dat het niet de wens was van het echtpaar dat mevrouw erfbelasting zou betalen op haar eigen ingebracht roerend vermogen bij vooroverlijden van meneer. Een niet-fiscale motivering – wat zeker aangewezen is bij een toepassingsvraag over de antimisbruikbepaling – wordt daarmee schijnbaar genegeerd, althans in de gepubliceerde motivering van de aanvraag. Immers wordt niet verder ingegaan op de overige inbrengen die blijkbaar behouden blijven en het evenwicht dat daarmee zou worden gecreëerd. Tot slot rijst ook de vraag welke waarde VLABEL heeft gehecht aan het optioneel aspect van de ontbindende voorwaarde om tot deze voorafgaande beslissing te komen. Reeds eerder was dit voor VLABEL een struikelblok.
Aldus lijkt de beslissing o.i. niet noodzakelijk een algemeen standpunt van de Vlaamse Belastingdienst. Toch is waakzaamheid zeker geboden wanneer tot een inbreng, of het toevoegen van een dergelijke voorwaarde, wordt overgegaan. Elke situatie dient daarbij afzonderlijk te worden beoordeeld!