Huwelijksovereenkomst-aandacht-voor-terugname-van-ingebrachte-goederen

Een echtgenoot kan uit planningsoverwegingen wensen een eigen goed in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen. Hij is hier vaak toe bereid indien hij het goed kan terugkrijgen bij een echtscheiding of bij het overlijden van de andere echtgenoot. Wordt dergelijke terugname belast met registratiebelasting of erfbelasting? De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) heeft dienaangaande zijn standpunt recent gewijzigd.

Achtergrond

Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de echtgenoot die een goed in het gemeenschappelijk vermogen heeft ingebracht, dit bij vereffening (echtscheiding of overlijden van de andere echtgenoot) mag terugnemen onder de volgende voorwaarden:

  • het goed is op dat ogenblik nog in natura aanwezig;
  • de waarde ervan wordt op het aandeel van de terugnemende echtgenoot aangerekend, tenzij anders bedongen;
  • het recht op terugname werd in de huwelijksovereenkomst niet, expliciet of impliciet, uitgesloten.

Daarnaast kan de inbreng van een goed door een echtgenoot gebeuren onder de ontbindende voorwaarde van echtscheiding of van het overlijden van de andere echtgenoot. In de huwelijksovereenkomst wordt dan uitdrukkelijk bepaald dat de inbrengende echtgenoot de ingebrachte goederen bij echtscheiding of vooroverlijden van de andere echtgenoot zal of kan terugnemen.

Krachtens het gemeen recht of conventioneel: fiscale impact

De vraag stelt zich of het vanuit fiscaal oogpunt (erfbelasting of registratiebelasting) enig verschil maakt om enkel de regeling uit het Burgerlijk Wetboek te laten gelden, dan wel conventioneel een ontbindende voorwaarde op te nemen.

De Vlaamse belastingdienst (VLABEL) heeft in de loop der jaren zijn standpunt ter zake meermaals aangepast. Het meest recente standpunt van VLABEL werd gepubliceerd op 20 juni 2023 (SP 15059 van 22 mei 2023) en luidt als volgt:

“ Als in het huwcontract is voorzien dat de inbrengende echtgenoot de ingebrachte goederen in het geval van echtscheiding of ingeval van vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot zal of kan terugnemen, gaat het om de vervulling van een ontbindende voorwaarde waarop geen registratiebelasting of erfbelasting verschuldigd is. Dat de echtgenoot een betaling aan de andere echtgenoot moet doen, verandert hier niets aan.

Dit standpunt is niet van toepassing indien een terugname door de inbrengende echtgenoot niet conventioneel overeengekomen werd en bijgevolg enkel op grond van artikel 2.3.53, §4 BW (= 1455 oud Burgerlijk Wetboek) plaatsvindt.”

In concreto betekent dit dat bij een terugname van een in de gemeenschap ingebracht onroerend goed krachtens een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde geen registratierecht of erfbelasting verschuldigd is.

Gebeurt de terugname van een onroerend goed krachtens de regels van het Burgerlijk Wetboek, dan is de verdeelbelasting verschuldigd (2,5 % in het Vlaams Gewest, maar verminderd tot 1% o.a. als de verdeling plaatsvindt na echtscheiding). Dat de verdeelbelasting van toepassing is als de terugname voortvloeit uit een wettelijke bepaling is verwonderlijk, aangezien de heffing van verdeelbelasting het bestaan van een overeenkomst veronderstelt. Te noteren valt dat de verdeelbelasting enkel verschuldigd is bij terugname van een onroerend goed en niet als het een roerend goed betreft.

Conclusie

Bij het opstellen van een huwelijksovereenkomst mag de vermelding van de terugname niet over het hoofd worden gezien. Volgens het standpunt van VLABEL is het niet van belang of de terugname al dan niet optioneel is geformuleerd.

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het boek ‘Verbintenissen’ sinds 1 januari 2023 zijn gewijzigd. Daar waar de vervulling van een voorwaarde volgens de oude bepalingen (i.e. tot 1 januari 2023) retroactief werkte, bepaalt het nieuw Burgerlijk Wetboek dat de vervulling van de voorwaarde slechts uitwerking heeft voor de toekomst.

Voorwaarden die sinds 1 januari 2023 zijn bedongen, hebben dus in principe geen retroactieve werking meer. Dergelijke retroactiviteit kan wel uitdrukkelijk worden voorzien in overeenkomsten. Ook hier moet dus de nodige aandacht aan worden besteed om te vermijden dat het ingebrachte goed bij  echtscheiding of overlijden van de niet-inbrengende echtgenoot wel nog zou worden geacht tot het gemeenschappelijk vermogen te behoren.

Recente nieuwsitems